Giovanni Don Bosco


Don Bosco (1815-1888) was een priester in het noorden van Italië, die sterk begaan was met het welzijn van jongeren. Vele van die jongeren trokken naar de stad Turijn op zoek naar een beter leven. Don Bosco droomde ervan die jongeren ten volle kansen te bieden zodat ze hun toekomst zelf in handen zouden kunnen nemen. Hij bouwde een ‘oratorio’, een plaats waar zij konden thuiskomen en vriendschapsbanden smeden, een vak leren, zich ontspannen – en de échte zin van het leven ontdekken.

Nog altijd wordt er verder aan die droom van Don Bosco gewerkt. In meer dan 130 landen zijn er Don Boscohuizen, met daaraan verbonden scholen, speelpleinen, jeugdcentra, internaten, enzovoort. Daar proberen mensen – binnen de context van de plaatselijke cultuur en tijd – vanuit dezelfde christelijke inspiratie te doen wat Don Bosco begon in Turijn. Don Bosco’s pedagogische visie is daarbij een blijvende inspiratie, ook voor Bosco Base.

Giovanni Don Bosco

Giovanni Bosco

16 augustus 1815. In Becchi, een klein gehucht van Castelnuovo d’Asti, een dorpje in de Noord-Italiaanse regio Piëmonte, wordt Giovanni geboren. Hij is de jongste zoon van Francesco Bosco en Margherita Occhiena.

Het gezin Bosco is arm en leeft van wat het werk op de kleine boerderij hen opbrengt. Het noodlot slaat toe voor het gezin en in 1817, wanneer Giovanni amper twee jaar oud is, sterft zijn vader. Hij beschrijft het later als de eerste herinnering uit zijn kindertijd. Mama Margherita blijft achter met drie kinderen: haar stiefzoon Antonio (uit het eerste huwelijk van Francesco), en Giuseppe en Giovanni, haar twee eigen kinderen. Haar schoonmoeder woont in bij het gezin. Ze verhuizen naar een klein en armoedig huisje op een paar honderd meter van de plaats waar Giovanni werd geboren.

Voor Margherita breekt een harde en moeilijke tijd aan: ze moet de eindjes aan elkaar knopen om ervoor te zorgen dat het gezin kan overleven. Hoewel ze het zelf niet breed hebben, blijft de deur openstaan voor mensen in nood. Bedelaars en armen die aankloppen, vertrekken nooit met lege handen.


Werken of studeren? Werken én studeren! 

Giovanni groeit op als een slimme en vrolijke kerel. Al heel vroeg droomt hij ervan priester te worden, maar door de financiële toestand van het gezin is dat niet vanzelfsprekend. Met zijn broer Antonio klikt het ook niet altijd. Die ziet het namelijk niet zitten dat Giovanni wil studeren: hij vindt dat er vooral hard gewerkt moet worden op het veld. Voor studeren is er geen tijd en geen geld. Gelukkig staat het woord opgeven niet in Giovanni’s woordenboek. Vanuit verschillende hoeken krijgt hij hulp, waardoor hij erin slaagt om toch naar school te gaan en les te volgen.

Ook al is hij verstandig, toch kan hij – door de omstandigheden – pas op zijn vijftiende de lagere school afmaken. Dan vertrekt hij naar de naburige stad Chieri om er aan het secundair onderwijs te beginnen. In die tijd is er natuurlijk nog geen openbaar vervoer en elke dag pendelen tussen Becchi en Chieri is dus onmogelijk. Daarom logeert Giovanni in Chieri. Om zijn verblijf en zijn studies te betalen, gaat hij werken. De ervaring die hij bij die ‘studentenjobs’ opdoet, zal hem later nog goed van pas komen!

Toch bestaat Giovanni’s leven niet alleen uit studeren en werken. Hij heeft een vriendengroep die zichzelf de ‘club van de vrolijkheid’ noemt. Giovanni treedt naar voren als de animerende leider van de groep en wordt zo een toegewijde en trouwe vriend.


Een droom: priester worden.

Aan het einde van de secundaire school komt het moment waarop hij keuzes moet maken. Het verlangen om priester te worden, is er nog altijd, maar Giovanni twijfelt of hij dat moet doen binnen een religieuze orde, de franciscanen, of als priester van het bisdom. Hij gaat te rade bij een paar mensen en hij besluit om geen franciscaan te worden.

Giovanni is 20 jaar wanneer hij op het seminarie van Chieri aan de priesteropleiding begint. Het leven is er streng, maar gelukkig kan hij rekenen op de steun van een paar goede vrienden. Wel stoort hij zich aan de grote afstand die er bestaat tussen de professoren en de oversten enerzijds en de studenten anderzijds. Hij wil een heel andere priester zijn, die tussen de mensen staat.

Zes jaar later, in 1841, wordt Giovanni in Turijn priester gewijd. Hij is Don Bosco geworden. Ook al is Don Bosco nu priester, toch is het nog niet gedaan met studeren. In de stad waar hij gewijd werd, studeert hij nog een paar jaar verder aan het Convict. Theorie en praktijk worden er samengebracht en Don Bosco leert hier misschien wel meer dan hij de voorbije jaren op het seminarie heeft geleerd. Anders dan in zijn studietijd in Chieri is de omgang met de oversten en de professoren ook veel hartelijker. Ze staan niet veraf van de studenten en leven met hen mee.


De start van het oratorio.

In deze periode komt Don Bosco ook voor het eerst in contact met de jongeren in de jeugdgevangenis van Turijn. Hij is diep geraakt door wat hij er te zien krijgt. Veel jongeren zitten er namelijk opgesloten als zware misdadigers, aan hun lot overgelaten. Hij beseft maar al te goed dat ze, eens ze de gevangenis verlaten, er snel opnieuw zullen zitten. Er is niemand die hen opvangt, die hen helpt om een beroep te leren of die voor hun rechten opkomt. Hij begrijpt dat ze nood hebben aan een degelijke opvoeding. Daar ligt zijn werkterrein voor de toekomst!

Hij begint een oratorio, een plaats waar jongeren thuis mogen komen, waar ze catechese krijgen en samen bidden en vieren, waar ze een beroep kunnen leren en waar ze naar hartenlust kunnen spelen en ravotten.

Don Bosco vertelt later zelf over een ontmoeting die hij beschrijft als de start van zijn oratorio: in de kerk van Franciscus van Assisi in Turijn staat hij klaar om de mis te vieren, maar er is geen misdienaar. De koster van de kerk roept een kleine jongen en verplicht hem om de mis te dienen, maar de jongen zegt dat hij dat niet kan. De koster wordt kwaad en wil hem buitengooien, maar Don Bosco grijpt in. Hij noemt de jongen ‘een vriend van mij’, ook al heeft hij hem nog nooit ontmoet. Zijn naam, zo vertelt hij Don Bosco, is Bartolomeo Garelli. Don Bosco leert hem een eenvoudig Weesgegroet bidden en nodigt hem uit om de volgende week weer naar de kerk te komen. Hij mag gerust wat vrienden meebrengen, en zo gebeurt het.

Het oratorio groeit sneller dan verwacht en Don Bosco moet een paar keer op zoek naar een nieuwe plek, tot hij op Pasen 1846 in Valdocco terechtkomt, een buitenwijk van Turijn. Daar groeit het oratorio en wordt het een plek waar honderden jongeren zich dag en nacht bij Don Bosco thuis mogen voelen.

Hij biedt onderdak aan de jongens die nergens naartoe kunnen. Hij opent een paar werkplaatsen waar ze een beroep leren. Hij bouwt een paar kerken waar ze samen kunnen bidden en vieren. Hij opent een school waar ze kunnen studeren.


Vanuit een groot geloof

“Da mihi animas, caetera tolle” is de spreuk die Don Bosco’s werk begeleidt. Letterlijk vertaald staat er “geef mij de zielen en hou de rest”. Het geluk van de jongeren, op aarde en in de hemel, staat voor Don Bosco centraal, daarvoor wil hij zijn leven geven. Om dat levensdoel te bereiken, vindt hij het belangrijk om zoveel mogelijk bij de jongeren aanwezig te zijn en op een hartelijke manier met hen om te gaan. Hij staat niet boven hen maar tussen hen, en hij spreekt hen ook aan op hun eigen verantwoordelijkheden. Vanuit zijn groot geloof in een liefdevolle en nabije God staat Don Bosco tussen zijn jongeren en geeft hij zijn leven voor hen.


Zijn medewerkers

Al snel merkt Don Bosco dat hij al die jongeren niet alleen aankan. Hij geeft de oudste jongeren al snel een grote verantwoordelijkheid en hij verzamelt medewerkers om zich heen die hem helpen met het vele werk. Hij denkt eraan om een eigen religieuze congregatie te stichten, die na hem zijn werk kan verderzetten. Ze krijgen de naam salesianen, naar de heilige Franciscus van Sales, bij wie Don Bosco veel inspiratie vindt. Het zijn mannen die hetzelfde ideaal van Don Bosco nastreven en zich vanuit hun verbondenheid met God inzetten voor jongeren.

Hoewel het werk van de salesianen in die tijd alleen bedoeld is voor jongens wil Don Bosco ook voor de meisjes iets doen. Zij krijgen namelijk met dezelfde realiteit te maken. Hij sticht daarom, samen met Maria Domenica Mazzarello, de congregatie van de Dochters van Maria Hulp der Christenen, vandaag bij ons ook bekend als de zusters van Don Bosco.

Naast de twee congregaties richt Don Bosco nog een groep medewerkers op. Zij maken mee zijn droom waar vanuit hun eigen realiteit en context.

Het oratorio in Valdocco blijft groeien, net als het aantal salesianen, zusters en medewerkers. De faam van Don Bosco verspreidt zich al snel in Turijn, maar ook ver daarbuiten. Vanuit heel Europa komen er vragen om salesianen en zusters te sturen om zich het lot van de jongeren aan te trekken. Don Bosco stuurt zelfs een groep salesianen naar Zuid-Amerika en geeft daarmee de start van een wereldwijde verbreiding van de beweging waar hij de inspirator van is.

Naarmate de jaren vorderen, wordt Don Bosco ook ouder. Het vele werk en de vele zorgen eisen hun tol en Don Bosco krijgt te maken met ernstige gezondheidsproblemen. Hij vertrouwt de zorg voor zijn salesianen en voor de jongeren toe aan zijn naaste medewerkers maar hij blijft tot op het einde betrokken.

Op 31 januari 1888 sterft Don Bosco. Hij is dan 72 jaar. De beweging die hij heeft gestart, staat stevig in haar schoenen en ze zet Don Bosco’s droom verder … tot op vandaag!


Don Bosco bij ons

Amper twee maanden voor Don Bosco zou sterven, krijgt hij het bezoek van Mgr. Doutreloux, de toenmalige bisschop van Luik. Die komt opnieuw vragen om salesianen naar Luik te sturen. Ook bij ons is de nood namelijk groot om met en voor jongeren aan de slag te gaan. Don Bosco heeft de vraag van de bisschop al een paar keer moeten afwijzen, maar nu geeft hij een positief antwoord. Het is een van de laatste grote beslissingen die Don Bosco neemt.

In 1891 zullen de eerste salesianen, en later ook de zusters, naar België komen. Vijf jaar later opent het eerste huis in Vlaanderen, in het Limburgse Hechtel. Het is de start van Don Bosco’s droom bij ons. De zending wordt aanvankelijk gedragen door de salesianen en zusters van Don Bosco, maar meer en meer worden er geëngageerde leken ingeschakeld. Zij maken Don Bosco’s droom waar, op speelpleinen en in het jeugdwerk, in het onderwijs , in de jeugdhulp en op zoveel andere plaatsen.

Meer lezen over Don Bosco?